Quercus suber (kurkeik)

De kurkeik heeft een koepelvormige, uitgespreide, zware kroon met verdraaide takken. De schors is erg ruw en bevat dikke richels. Het is bleekbruine of bleekgrijze kurk. Zijn de stammen “ontkurkt”, dan is de kleur rozerood.

De bladeren zijn eirond en spits. Ze hebben vijf of zes ondiepe stekelpuntige lobben aan weerszijden. De grootte is ongeveer 5 × 3 cm. Het blad is zwartachtig groen aan de bovenzijde. De onderzijde is dicht behaard. De bladeren zitten vast aan een donzig behaarde bladsteel van circa 1 cm lang.

De kurkeik draagt een eikel van 1,5–3 cm lang. Deze zitten in diepe napjes met gespreide bovenste schubben.

Beschrijving

Quercus suber (kurkeik)

Herkomst

Voornamelijk in landen langs de kust van de Middellandse Zee

Klimaat

-15° C (jonge bomen de eerste jaren best beschermen in de winter)

Standplaats

Beschut, kalkrijke grond (klei of zandgrond)

Verzorging

Geen verzorging nodig, snoeien indien nodig

Opmerkingen

Groenblijvend in een zachte winter, kan tot 10m hoog worden.

Houdt niet van natte voeten in de winter.

De ruwe bleek bruin/grijze ruwe kurklaag om de stam is een mooi gezicht. Het blad van de boom blijft kleiner dan die van de gewone eik en is ovaler van vorm.
Bovenkant van het blad is zwart/groen van kleur, de onderzijde is licht behaard.
Het blad is ongeveer 3 bij 2 cm.
Eigenlijk is de kurkeik veel mooier dan een olijfboom en ook nog eens zeer winterhard.